
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Artikel 11 Einde en verval van de uitkering
1
De uitkering eindigt met ingang van de dag volgende op die, waarop de gewezen minister is overleden.
2
De uitkering vervalt:
a
met ingang van de dag waarop de gewezen minister de leeftijd van 65 jaar bereikt;
b
met ingang van de dag waarop de gewezen minister wederom minister wordt;
c
wanneer tijdens de duur van de uitkering zich de omstandigheid voordoet, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder b. Zodra die omstandigheid zich niet langer voordoet is het daar bepaalde van overeenkomstige toepassing.
3
De uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien de belanghebbende herhaaldelijk niet of niet op de voorgeschreven wijze voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 9a.
4
Voorts kunnen Wij, de Raad van State gehoord, de uitkering vervallen verklaren, indien de gewezen minister:
a
zich in vreemde krijgsdienst of in vreemde overheidsdienst heeft begeven en naar Ons oordeel zich daardoor uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen;
b
wegens enig strafbaar feit is veroordeeld waaruit naar Ons oordeel blijkt dat hij zich uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.